Brussel heeft zijn ‘contact tracing’-systeem ontwikkeld

De Nationale Veiligheidsraad heeft besloten dat de inperkingsmaatregelen geleidelijk zullen worden afgebouwd vanaf 4 mei en dat deze afbouw afhankelijk zal zijn van een uitgebreide sreening (testen) en een grootschalige opvolging van contacten (contact tracing). Het is aan de deelentiteiten om dit systeem praktisch op te zetten.

Het virus is nog steeds aanwezig in België. Om de inperkingsmaatregelen te kunnen beëindigen en terug te keren naar een meer normaal leven, stellen de deskundigen voor om besmette personen in quarantaine te plaatsen en degenen met wie ze recent contact hadden, zo snel mogelijk te verwittigen, zodat die zichzelf kunnen monitoren en zich ook kunnen isoleren. We evolueren van een algemene afzondering naar een isolering van personen die aan het risico op besmetting zijn blootgesteld. Het is een collectieve solidariteitsactie die wordt ondersteund door een opvolging van contacten in heel het land.

Op initiatief van de gewestelijke minister van Gezondheid en Welzijn, Alain Maron, is het Brusselse systeem voor de bestrijding van de epidemie onlangs door de regering goedgekeurd. Het zal dus, zoals gepland, op maandag 4 mei de testfase kunnen ingaan om operationeel te zijn vanaf maandag 11 mei, de echte start van de geleidelijke afbouw van de inperkingsmaatregelen.

Het systeem zal bestaan uit een callcenter met 170 medewerkers en een terreinteam met 65 medewerkers om de personen te bereiken die niet telefonisch konden worden gecontacteerd. Om deze operatie tot een goed einde te brengen, heeft de Brusselse overheid de beschikbare personen binnen de administraties geheroriënteerd, maar ook en vooral een beroep gedaan op de mutualiteiten, die zich om verschillende redenen als voorkeurspartner hebben geprofileerd:

  • ze beschikken over een gevestigde expertise in gezondheidszaken en zijn betrouwbare partners vanwege hun organisatorische kracht;
  • ze kunnen snel grote personele middelen beschikbaar stellen en deze voortdurend aanpassen aan de behoeften, naarmate de situatie op het terrein verandert;
  • ze voldoen al lang aan de privacy-vereisten en kunnen ‘tutorials’ aanbieden aan het contactcenterpersoneel;
  • ze hebben, voor de huisbezoeken aan personen die niet door het callcenter konden worden bereikt, kennis van het Brusselse werkveld, de doelgroepen en de maatschappelijke bezorgdheden.

Om in de nodige capaciteit te voorzien, zijn de mutualiteiten van plan om samen te werken met het callcenter van N-Allô.

De ‘contact tracing’-procedures, die tussen alle entiteiten zijn overeengekomen en dus in heel België identiek zullen zijn, zullen als volgt verlopen:

  1. In eerste instantie wordt aan elke persoon met symptomen gevraagd contact op te nemen met de huisarts. In het Brusselse gewest kunnen personen zonder huisarts contact opnemen met het nummer 1710 om er een te vinden.
  2. Met de arts wordt een eerste evaluatie gemaakt om de eerste maatregelen te nemen en, indien nodig, een screeningtest uit te voeren.
  3. De arts of het laboratorium voert de gegevens van de besmette persoon in de centrale databank in.
  4. Een eerstelijnsmedewerker van het callcenter neemt contact op met de betrokken persoon, informeert die over het resultaat, verifieert de symptomen en geeft instructies om de verspreiding van de epidemie te voorkomen, met inbegrip van een quarantaine gedurende 14 dagen. De medewerker stelt met de betrokken persoon de lijst op van de personen die deze heeft ontmoet in de 48 uur vóór het begin van de symptomen tot aan de isolering. Deze contacten worden gerangschikt in functie van het risico om de ziekte te hebben opgelopen op basis van de nabijheid (< 1,5 m), de duur van het contact (> 15 min.) en het beroep.
  5. Deze contacten worden ook in de databank ingevoerd.
  6. Andere callcentermedewerkers nemen contact op met de ‘contactpersonen’ van de besmette persoon. Deze worden geïnformeerd dat ze in contact zijn geweest met een besmette persoon (waarbij de callcentermedewerker de gegevens van de besmette persoon echter niet kent) en in functie van hun situatie wordt hun geadviseerd om zichzelf te monitoren, een test te laten afnemen, zichzelf te isoleren, enz. Als ze symptomen hebben, worden ze op hun beurt een vermoedelijk besmet persoon en worden hun contacten in de databank ingevoerd.
  7. Tot slot, kunnen de callcentermedewerkers gedurende de twee weken na de besmetting opvolgingscontacten uitvoeren om te controleren of er symptomen zijn en om de aanbevelingen op te volgen.

Hoewel de meeste contacten telefonisch zullen kunnen worden gelegd op basis van een standaardvragenlijst door administratief personeel (eerstelijnscallcenter), is het te verwachten dat in 20% van de gevallen meer gespecialiseerd personeel (verpleegkundige of vergelijkbaar profiel, tweede lijn) of zelfs een arts (derde lijn) nodig zal zijn. Deze ondersteuning is des te belangrijker in de opstartfase van het project.

Contacten die niet telefonisch kunnen worden gelegd of die als niet-conform worden beschouwd, vereisen een bezoek ter plaatse. Er zullen verschillende teams worden opgericht om deze opvolging op het terrein te verzekeren.

De federale overheid ontwikkelt een informaticaplatform om de gegevens van de geteste en gecontacteerde personen te coderen, de dossiers op te volgen en de gegevensstromen en -uitwisselingen mogelijk te maken.  Het betreft een webplatform dat kan worden gebruikt zonder IT-ontwikkeling of bijkomende gebruikersopleiding door de deelentiteiten. De gegevens worden gehost bij Sciensano. E-health staat in voor de naleving van de privacyregels.

Het totale bedrag van de operatie voor de komende drie maanden bedraagt 7.280.162 euro. De situatie zal uiteraard voortdurend opnieuw worden beoordeeld in het licht van de ontwikkelingen.

Voor Alain Maron: “Het systeem dat in minder dan twee weken tijd is opgezet, is evenzeer een uitdaging als een noodzaak om ervoor te zorgen dat de afbouw van de inperkingsmaatregelen kan worden voortgezet en de epidemie zo veel mogelijk wordt ingedamd. Dit systeem van testen en isoleren van personen die aan het virus zijn blootgesteld, vormt een aanvulling op de hygiënemaatregelen en de sociale-afstandsregels die centraal blijven staan. Dankzij dit systeem zijn we nu beter uitgerust om de verspreiding van het virus tegen te gaan. Toch blijft onze beste bescherming meer dan ooit ieders waakzaamheid. Tot slot wil ik de mutualiteiten van harte danken voor hun betrokkenheid bij het project. Ze staan garant voor zowel nauwgezetheid als deskundigheid en menselijkheid.